Er is meer te vertellen over de ransuil die het haasje was na het kappen van zijn roestplaats. Vorige week vertelde ik over het geluk van een nest in de straat, en over de twee donzige takkelingen die hun eerste hipjes in de hoge bomen deden. Vandaag lees je over de gevaren op de grond.
De opvoeding in volle gang
Dagen achterelkaar hoor je nu de ouderuilen luid kwekken naar hun jongen. Ze moedigen elke beweging aan en voorzien hun kroost van prooi. De jongen zijn onzeker en maken een hoog piepgeluid. Vlak voor ze weer een paar takken verder van het nest afgaan, wordt het stil. Hun getwijfel is bijna hoorbaar: zal ik wel… zal ik niet… Het ene jong, de brutaalste, is al in een hoge boom verderop beland met zijn sprongen van tak naar tak. Het andere jong is voorzichtiger en blijft veel dichter bij het veilige nest.
Omlaag vliegen is iets anders dan omhoog
En dan is het zo ver: ik zie ook het voorzichtige jong in de andere boom zitten. Beide jongen slaan nu geregeld de vleugels wijd uit. Hun veren lijken al heel wat. Maar als ik een uur later weer kijk, zie ik dat een jong op een laag schuurdak zit. Een hele poos wiebelt het jong daar heen en weer, maar blijft op het dakje zitten. Uren gaan voorbij. Als ik dan weer ga kijken, is hij op de grond beland en zit ie midden op de straat. Het uiltje is veel kleiner dan ik dacht, hupt heen en weer en probeert te vliegen. Hoger dan twintig misschien dertig centimeter komt hij niet. Hij vliegt zelfs tegen een geparkeerde auto aan.
De grijze kat
De straatverlichting floept al aan. De uil probeert in een klein boompje voor de deur wat hoogte te pakken door erin te wippen. Het lukt niet en weer staat de uil op de grond. Uit het niets springt ineens een grijze kat achter een auto vandaan. Van schrik slaak ik een kreet, en het uiltje slaat zijn vleugeltjes dreigend uit. De kat, niet onder de indruk, doet een poging om op de kleine uil te springen. Ik trek gauw mijn shirt uit en gooi het in de richting van de kat, die er dan gelukkig vandoor gaat.
Gevaar op straat
Dan komt de overbuurman met zijn auto de straat in gereden. Hij ziet het uiltje gelukkig en rijdt er rustig omheen. Dit wordt griezelig zo, die uil moet de boom weer in.
Het is inmiddels na middernacht. De vogelbescherming kan nu niets uitrichten en ook een hoogwerker van de brandweer zal niet midden in de nacht een uiltje terug in zijn nest zetten. De brandweer en de vogelbescherming inschakelen bewaar ik als reserveplan voor in de ochtend. Met zijn vieren (de overburen, mijn man en ik) besluiten we de uil zo hoog mogelijk te zetten. Dan kan hij met zijn zweefcapaciteiten waarschijnlijk, of eigenlijk hopelijk, wel terug komen in de hoge bomen rond zijn nest.
Nachtelijke reddingsactie
Het uiltje lijkt eerder verbaasd dan bang als ik hem met handschoenen oppak. Hij laat zich in een doos zetten en begint dan luid om zijn ouders te piepen. Op onze langste ladder klimt mijn man het dak op en zet het uiltje op het hoogste punt op het dak, pal naast de appelboom. De appelboom is dan het springpunt naar de onderste takken van een hogere boom. Deze hogere boom staat dan weer naast de boom waar het nest zit.
En nu maar hopen dat het uiltje ons plan ook snapt…. Volgende week kun je lezen hoe het afloopt.
2 gedachten over “Het wonderlijke verhaal van de ransuilen van Wilnis: deel 3. Vliegen kun je niet meteen…”